We zitten boven op de vijfde piek, of zijn er net voorbij. Net zoals bij het bergbeklimmen is het tijdens coronagolven moeilijk te zeggen wanneer je nu echt op het hoogste punt bent.
Het is nu twee jaar dat ik de ene spoeddienst na de andere binnenstap om dringende bloedproducten te brengen. Toen er nog geen corona was – weet je nog? – zwaaiden deuren open en kon ik in elk ziekenhuis relatief makkelijk doorlopen naar het labo, waar ik het bloed overhandigde om te verwerken. Vlotjes. Toen stak de eerste coronagolf de kop op en gingen de deuren op slot. Aan en in de ziekenhuizen stond plots bewaking en bezoek was ten strengste verboden. Die afgezette veiligheidszone kon enkel nog met een vooraf aangevraagde QR-code en de garantie dat ik de voorbije veertien dagen niet besmet was geraakt met het virus. Gangen en behandelruimtes werden gereserveerd om covid- en non-covidverkeer netjes van elkaar te scheiden. Eenrichtingsverkeer werd de norm en leveranciers van plexiglas deden gouden zaken. Openbare gebouwen betreden mocht eerst nog zonder mondkapjes. Gelukkig, want de winkelvoorraden waren uitverkocht. Maar niet veel later mocht het alleen nog mét, en onverbiddelijk. In sommige ziekenhuizen markeerde geelzwarte tape in kruisvorm op de deuren gekleefd de covidzone. Ik verwachtte elk moment een wit afgetekend silhouette op de grond te treffen. Toegang strikt verboden in deze ‘crime scene’, tenzij met een soort van astronautenpak om het lijf. Aan de liften was het aanschuiven, want in die hijsbakken die makkelijk twee ziekenhuisbedden kunnen herbergen, waren nu maximaal twee personen toegelaten. Labo’s gingen hermetisch op slot. Om bloed te leveren moest ik aanbellen, maar het was ‘handen ontsmetten alvorens aan te bellen’. Ik verzin het niet. Aanmelden, afstand houden en het labo zelf absoluut niet betreden, het werd snel de normaalste zaak van de wereld. De doos met bloedplaatjes of bloedzakjes moest ik voor de deur achterlaten. Het werd erger. Zienderogen erger. Triagetenten moesten de stroom covidpatiënten opvangen. Eén ziekenhuis had zelfs al een triageparking voorzien. Die bleek gelukkig nooit nodig, maar better safe than sorry was niets overdreven. Nog wat later kwamen de covid-testen. Aan de lopende band werden staafjes in neuzen gepropt. De wachtgangen met de stoelen op precies anderhalve meter van elkaar raakten maar niet leeg. Het leek een andere wereld. Een maatschappij die niet de onze is, maar we gingen er gedwee mee om. Terwijl ik dit schrijf roert de vijfde golf nog even zijn venijnige staart. De strengste maatregelen in de ziekenhuizen zijn nu al even losgelaten. Stilaan verloopt alles weer relatief normaal. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn we er met een beetje geluk deze zomer van ‘verlost’. Vandaag zijn de ziekenhuizen weer open. Hier en daar verdwenen zelfs de pijlen die het eenrichtingsverkeer regelden. Ik kan opnieuw tot aan het labo stappen, en soms mag ik zelfs binnen. Maar handen ontsmetten vooraleer te bellen blijft verplicht. Wassen en nog eens wassen is in deze job sowieso een noodzaak, maar mijn handen waren nog nooit zo proper als de voorbije twee jaar. Ook de plexiglasschermen staan er nog en er heerst nog veel onzekerheid. De helft van de patiënten die voor een behandeling komt en een PCR-test moet ondergaan, test positief. Zij worden niet opgenomen door covid maar met covid. Wel belanden ze op dezelfde afdeling. Een groot deel van de geplande operaties kan hierdoor niet plaatsvinden, en de lijst van uitgestelde zorgverstrekking was al zo lang. Elke sector voelt de vertraging door het uitvallen van mensen. Ook ik moet puzzelen met chauffeurs die in quarantaine moeten. Prettig is het niet. Want de telefoon, die blijft dag en nacht rinkelen.
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Archief
February 2023
Rubrieken |